Langgevelboerderij

Provincie: Noord-Brabant
Gemeente: Bergeijk
RCE monumentnummer: 515188
Kadastraal gemeente: Bergeijk
Sectie: B
Nummer: 4165

Langgevelboerderij, in de literatuur bekend als Teutenhuis en herberg De Ster (tot 1892). Het is gebouwd door een rondtrekkende handelaar die zich later, tot welstand gekomen, in zijn geboorteplaats vestigde. Het pand dateert uit 1722, met een bedrijfsgedeelte van 1893, dat na een brand in 1945 grotendeels is vernieuwd. Het geheel is opgetrokken in Ambachtelijk-traditionele bouwtrant. Evenwijdig achter het huis een losstaande kleine schuur waarin een niet beschermde paardenstal, kleinveestal, vroeger bakhuis en hooizolder, rond 1900 opgetrokken in Belgische gladde oranje baksteen. Op het erf een boerensier- en moestuin met enkele fruitbomen, vlier en beukenhaag. Het pand ligt achter de hervormde kerk uit 1812/1857 en is sinds 1893 eigendom van de Hervormde Maatschappij van Welstand.

Omschrijving

Het eenlaags woonhuisgedeelte op rechthoekige plattegrond is boven een gepleisterde plint opgetrokken uit donkerrode baksteen (21 x 10 x 5 cm) in kruisverband met klezoren. Het zadeldak tussen geschouderde tuitgevels is aan de achterzijde gedekt met oranjerode Hollandse dakpannen, maar aan de voorzijde met gesmoorde Muldenpannen. Ter plaatse van de oude schouw, centraal in het huis, een gemetselde schoorsteen op de nok. Een tweede, later gemetselde schoorsteen op de nok tegen de rechter zijgevel. De zesassige voorgevel heeft aan weerszijden van de dichte voordeur met negendelig bovenlicht twee vensters met 20-ruits schuiframen en duimen. Rechts bevindt zich boven een getralied keldervenster met kruisroederaam het zesruits schuifraam van de opkamer. Deur en ramen, alle even hoog, zijn aan de bovenzijde voorzien van strekken. De gevelbeëindiging bestaat uit een decoratief getrapt baksteenfries. Staafankers met uitgesmede krul. De geschouderde tuitgevel links, met vlechtingen en schouders, is geheel blind, behoudens twee kleine vensters met van een kruisroede voorziene draairamen op de zolderverdieping. Bouwsporen geven aan dat deze vensters oorspronkelijk naar beneden verlengd waren. Boven de vensters is in donker verglaasde baksteen het jaartal "1722" gevormd. Rechts op de begane grond tekent zich een dichtgezette secundaire deuropening af. Links bevindt zich een latere kleine aanbouw met deur en portaaltje onder lessenaardak, wat duidt op een later gebruik als dubbel woonhuis. Staafankers met uitgesmede krul. De achtergevel van het woonhuis mist het baksteenfries en vertoont een grote verscheidenheid aan deur- en vensteropeningen. Oorspronkelijk is in ieder geval een 20-ruits schuifraam geheel links en daarnaast een vernieuwde deur met zesruits bovenlicht. Verder vindt men een dichte deur met tweedelig bovenlicht en aan weerszijden een draairaam met kruisroede en tweedelig klapraam als bovenlicht, circa 1950. Geheel rechts op verschillende hoogten twee zesruits schuiframen met stenen vensterbanken. Staafankers. Het oude interieur van het woonhuis is in hoge mate gaaf en herkenbaar bewaard gebleven. Ook de oude indeling is grotendeels gebleven. Zware moerbalken met eenvoudig geprofileerde consoles waarop ingelaten kinderbinten vormen het plafond van het gehele huis. Een klein halletje achter de voordeur heeft veelkleurige vloertegels die samen stervormige motieven vormen, ca. 1893. Links en rechts grote kamers, dwars daarachter een gang met oude houten trap naar de zolder. In de kamer rechts de verbouwde resten van de oorspronkelijke stookplaats. Alleen de geschilderde geprofileerde schouwbalk is nog bewaard gebleven. Delfts-blauwe tegels zijn verwijderd. Rechts naast elkaar oude deuren naar de met een tongewelf overkluisde kelder met oranje plavuizen en de daarboven gelegen opkamer. Zeer bijzonder is hier de omlijsting van de bedstede met gesneden Renaissance-ornamentiek in de vorm van voluten, rolwerk en diamantkoppen (XVIIA). In de kamers links van de voordeur gestucte troggewelfjes (gespelderd). Secundair zijn hier verschillende scheidingswanden ingebracht, waaronder een uit houten paneeltjes, bedoeld om dit gedeelte van het huis, denkelijk de vroegere gelagkamer, als afzonderlijke woning te kunnen benutten. Daartoe zijn er ook uitgangen naar de zijgevel gemaakt. Achter de dwars gelegen gang bevond zich voor circa 1950 tegen de achtergevel een inmiddels dichtgestorte kelder met daarboven een tweede opkamer. Vrijwel alle kozijnen en deuren in de woning, waaronder zulke met panelen, zijn oud en wit geschilderd. Deels oud hang- en sluitwerk. De oude houten trap met eenvoudig geprofileerde trappost, donkerbruin geschilderd, leidt naar de zolder met een zeer complete, grotendeels uit gekantrecht eikenhout gemaakte kapconstructie met houten pen-engatverbindingen. De dekbalken van de vier spantjukken met gehakte telmerken dragen ieder een middenstijl waarop de nokgording rust. De dekbalken zijn door middel van gekromde korbelen met de schuin staande stijlen verbonden. De op de uiteinden van de dekbalk opgelegde gordingen zijn in de lengterichting afgeschoord op de stijlen. Op de overstekende uiteinden van de hanebalken, in het midden verbonden met de middenstijlen, rusten eveneens eiken gordingen die op hun beurt afgeschoord zijn op de eiken spantbenen die op de dekbalk staan. Langsverband is tevens verkregen doordat de nokgording is afgeschoord op de middenstijlen. De sporen en panlatten zijn van gezaagd naaldhout, circa 1950. De dakpannen zijn gevleid op strodokken. Het bedrijfsgedeelte, rechts in het verlengde aan het woonhuis aangebouwd, op rechthoekige plattegrond met zadeldak en puntgevel dateert van 1893. Voordien was het woonhuis - althans deels - vrijstaand, getuige de vlechtingen en een cirkelvormige opening met rollaag in de rechter geveltop. Hoewel grote delen van het bedrijfsgedeelte met dwarsdeel, koestal en hooizolder na 1945 vernieuwd zijn, herinneren de voorgevel met baksteenfries, twee dubbele getoogde deeldeuren, waarvan de linker dichtgezet, acht gietijzeren rozetankers en in het interieur de zware gezaagde eiken moerbalken die de hooizolder dragen nog aan de oorspronkelijke schuur. De achter- en zijgevels zijn, samen met de gehele ambachtelijk geconstrueerde kap met zes grenen driehoeksspanten met spruitbalk en gordingen met windschoren, geheel vernieuwd na de brand van 1945. Zo ook de twee dichte deuren met aan weerszijden een zesdelig getoogd betonraam in de voorgevel. Zijgevel met drie rechtgesloten zesdelige betonramen. Achtergevel met drie dichte deuren, waarvan een met tweedelig bovenlicht, en vier getoogde zesdelige betonramen. Het dak is, boven een baksteenfries, gedekt met oranjerode Muldenpannen.

Waardering

De langgevelboerderij, voormalige herberg en het Teutenhuis uit 1722 is van algemeen belang. Het pand heeft grote cultuurhistorische waarde als gaaf bewaard gebleven woonhuis van een tot welstand gekomen rondtrekkend handelaar en vroeg voorbeeld van een herberg. Het Teutenhuis is kenmerkend voor de Kempen. Tevens is het een uitdrukking van een sociaal-economische ontwikkeling, en wel door de afleesbare evoluatie van een herberg naar een langgevelboerderij. Bovendien speelt het huis een rol in de geschiedenis van het protestantisme in Noord-Brabant. Het pand heeft architectuurhistorische waarde vanwege de harmonische verhoudingen in combinatie met de verzorgde details en het ambachtelijk-traditioneel materiaalgebruik. Het pand is van belang vanwege de grote samenhang van het exterieur en het grotendeels gaaf bewaarde interieur. Het pand heeft ensemblewaarde in combinatie met erf en schuur door zijn ligging direct achter de protestantse kerk (rijksmonument), waartoe het in eigendom behoort, en als oudste woonhuisonderdeel van de historische dorpskern. Een bijzonder belang vertegenwoordigt het pand door de grote architectonische gaafheid van ex- en interieur. Bovendien is het pand van belang vanwege de architectuurhistorische zeldzaamheid van een bedstedeomlijsting in de stijl van de Renaissance.